Bedenkingen van Fidel Castro
De Moordmachine
Zondag is een goede dag om iets te lezen dat op science fiction lijkt.
Er was aangekondigd dat de CIA honderden pagina’s zou vrijgeven over illegale activiteiten, waaronder de plannen om buitenlandse regeringsleiders te elimineren. Plots werd de publicatie stopgezet en een dag uitgesteld. Men gaf geen samenhangende verklaring. Misschien moest iemand uit het Witte Huis het materiaal nog nazien.
De eerste stapel documenten werd vrijgegeven onder de naam “De Familiejuwelen”. Hij bevat 702 pagina’s over illegale activiteiten van de CIA tussen 1959 en 1973. Van dit deel ontbraken er ongeveer 100 bladzijden. Het gaat over volstrekt illegale activiteiten, samenzweringen om andere leiders te vermoorden, experimenten met drugs op mensen om hun gedachten te controleren, het bespioneren van militante burgers en journalisten en andere gelijkaardige activiteiten die uitdrukkelijk verboden waren.
Veertien jaar na de eerste feiten, onder de toenmalige directeur van de CIA, James Schlessinger, begon men de documenten te verzamelen. Hij was gealarmeerd door de berichten in de pers en vooral door de artikels van Robert Woodward en Carl Bernstein in The Washington Post, waarover ik het al had in het “Manifest voor het Volk van Cuba”. De CIA werd beschuldigd van de spionage in het Watergate Hotel, met de medewerking van haar vroegere agenten Howard Hunt en James McCord.
In mei 1973 eiste de directeur van de CIA het volgende: “alle diensthoofden van dit agentschap moeten me onmiddellijk op de hoogte brengen van elke activiteit – op dit moment bezig of uitgevoerd in het verleden – die buiten het kader zou kunnen vallen. Toen Schlessinger later werd aangesteld als Hoofd van het Pentagon, werd hij vervangen door William Colby. Die noemde de documenten “skeletten weggestopt in een kast”. Nieuwe onthullingen in de pers dwongen Colby om in 1975 het bestaan van die rapporten toe te geven aan de interim-president Gerald Ford. The New York Times bracht de infiltratie van de CIA in anti-oorlogsbewegingen aan het licht. De wet die de oprichting van de CIA had geregeld, verbood haar te spioneren binnen de Verenigde Staten.
Dit was enkel “het topje van de ijsberg”, zei Henry Kissinger, de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken.
Kissinger zei zelf “dat er bloed zou vloeien”, als andere activiteiten bekend zouden raken en hij voegde er onmiddellijk aan toe: “bijvoorbeeld, dat Robert Kennedy persoonlijk het moordcomplot op Castro controleerde”. De broer van de President was in die tijd Procureur-Generaal van de V.S. Later werd hij vermoord, toen hij presidentskandidaat was bij de verkiezingen van 1968, waardoor Nixon, bij gebrek aan een sterk kandidaat, gemakkelijk verkozen werd. Het meest dramatische van de zaak is dat hij blijkbaar tot de overtuiging was gekomen dat John Kennedy het slachtoffer was van een samenzwering. Nauwgezette onderzoekers besloten, na de analyse van de kogelwonden, het kaliber van de schoten en andere omstandigheden rond de dood van de President, dat er minstens drie personen hadden geschoten. Oswald, die als instrument werd gebruikt, kon niet de enige schutter geweest zijn. Dit gegeven trok heel fel mijn aandacht. Excuseer dat ik u dit vertel, maar toevallig leerde ik alle expeditieleden van de Granma met telescopische geweren schieten. Ik bracht maanden door met dagelijks oefenen en instructies geven: zelfs als je schiet op een statisch doel, verdwijnt dit uit het zicht na elk schot en dus moet je het in fracties van seconden telkens opnieuw zoeken.
Oswald wou via Cuba naar de USSR reizen. Hij was hier vroeger al geweest. Iemand stuurde hem naar onze ambassade in Mexico om een visum aan te vragen. Maar niemand kende hem en hij werd niet toegelaten. Ze wilden ons medeplichtig doen lijken aan de samenzwering. Later pleegde Jack Ruby, een man met een zwaar maffiaverleden, zelfmoord in een politiekantoor vol met agenten, omdat hij zogezegd de pijn en het verdriet niet kon verdragen.
Achteraf, bij internationale activiteiten of bij bezoeken aan Cuba, ontmoette ik meermaals de rouwende familieleden van Kennedy, die me met respect begroetten. Een zoon van hem, die nog een heel klein kind was toen ze zijn vader vermoordden, bezocht Cuba 34 jaar later. We spraken elkaar en ik nodigde hem uit voor het diner.
De jongeman, die in de fleur van zijn leven en goed opgeleid was, stierf in een tragisch vliegtuigongeluk, toen hij met zijn echtgenote in een stormachtige nacht naar het eiland Martha’s Vineyard vloog. Bij niemand van de familieleden bracht ik het netelige onderwerp ooit ter sprake. Integendeel, ik gaf aan dat als Nixon toen verkozen was geweest in plaats van Kennedy, we na de mislukking van Varkensbaai zouden aangevallen zijn door de luchtmacht die de huurlingen escorteerde, met voor beide volkeren een hoge tol aan mensenlevens. Nixon zou niet opgehouden zijn met te zeggen dat de overwinning vele vaders heeft en dat de nederlaag een weeskind is. Het staat vast dat Kennedy nooit enthousiast was over het avontuur in Varkensbaai. Hij werd ertoe aangezet door de militaire reputatie van Eisenhower en de roekeloosheid van zijn ambitieuze vice-president.
Ik herinner me dat ik, precies op de dag en de minuut dat hij werd vermoord, op een rustige plaats buiten de hoofdstad in gesprek was met de Franse journalist Jean Daniel. Hij bracht me een boodschap van President Kennedy. De essentie kwam hier op neer: “Je gaat Castro bezoeken. Ik zou willen weten wat hij denkt over het vreselijk gevaar van een nucleaire oorlog, waaronder we gebukt gaan. Ik wil je opnieuw zien, zodra je terug bent.” Hij voegde eraan toe: “Kennedy was heel actief, hij leek wel een politieke machine.” We konden niet meer verder spreken, want toen snelde iemand binnen met het nieuws van wat er pas was gebeurd. We zetten de radio aan. Wat Kennedy dacht, had al geen zin meer.
Natuurlijk was ik me bewust van het gevaar. Cuba was de zwakste schakel en ook zouden wij de eerste aanvallen incasseren, maar we gingen niet akkoord met de toegevingen die men aan de Verenigde Staten deed. Hierover heb ik eerder al gesproken.
Kennedy was met een grotere autoriteit uit de crisis gekomen. Hij erkende de enorme opofferingen aan mensenlevens en materieel bezit van de Sovjetburgers in hun strijd tegen het fascisme. Het dieptepunt van de relaties tussen de Verenigde Staten en Cuba was in april 1961 nog niet bereikt. Hij had zich nog niet neergelegd bij de afloop van Varkensbaai, of daar kwam de rakettencrisis in oktober. De blokkade, de economische verstikking, de aanvallen van piraten en de moordaanslagen breidden zich uit. Maar de moordcomplotten en andere bloederige feiten begonnen onder Eisenhower en Nixon.
Na de rakettencrisis zouden wij niet geweigerd hebben om te spreken met Kennedy, zonder evenwel te stoppen met onze revolutionaire en radicale strijd voor het socialisme. Cuba zou nooit haar relaties met de USSR verbroken hebben, zoals men van ons eiste. Als de Amerikaanse leiders zich echt hadden kunnen voorstellen hoe een oorlog met massavernietigingswapens er zou uitzien, dan zouden ze de Koude Oorlog misschien eerder en op een ander manier beëindigd hebben. Dat is tenminste hoe wij er toen over dachten, toen er nog geen sprake was van de opwarming van de aarde, de verstoorde evenwichten, de enorme verspilling van brandstoffen en gesofisticeerde wapens ontworpen door de technologie, zoals ik al aan de Cubaanse jongeren zei. We zouden veel meer tijd gehad hebben om door de wetenschap en het bewustzijn te bereiken wat we nu verplicht zijn om in alle haast te realiseren.
Ford besloot een Onderzoekscommissie voor de CIA aan te stellen. “We willen de CIA niet vernietigen, maar ze beschermen”, zei hij.
Ten gevolge van de onderzoeken van deze Commissie, geleid door senator Frank Church, keurde Ford een uitvoeringsbesluit goed, dat de medewerking van Noord-Amerikaanse ambtenaren aan de moord op buitenlandse leiders uitdrukkelijk verbood.
De documenten die nu gepubliceerd zijn bevatten elementen over de banden van de CIA met de maffia met de bedoeling om me te vermoorden.
Er worden ook details onthuld over de operatie Chaos, die men sinds 1969 gedurende minstens zeven jaar ontplooide en waarvoor de CIA een speciale eenheid oprichtte, met de bedoeling om te infiltreren in pacifistische bewegingen en om de “internationale activiteiten van radicalen en militante zwarten” te onderzoeken. Het agentschap verzamelde meer dan 300 000 namen van burgers en Noord-Amerikaanse organisaties en uitgebreide dossiers over 7200 personen.
Volgens The New York Times was President Johnson ervan overtuigd dat de Noord-Amerikaanse anti-oorlogsbeweging door communistische regeringen werd gecontroleerd en gefinancierd. Hij beval de CIA om bewijzen te verzamelen.
De documenten bewijzen bovendien dat de CIA verschillende journalisten, zoals Jack Anderson bespioneerde, artiesten als Jane Fonda en John Lennon en de studentenvereniging van de Universiteit van Columbia. Ze doorzochten huizen en voerden tests uit op Noord-Amerikaanse burgers om te peilen naar de reactie van mensen op bepaalde drugs.
Walter Elder, de voormalige assistent van John McCone, die begin de jaren zestig directeur was van de CIA, stuurde in 1973 een nota naar William Colby, waarin hij informatie gaf over gesprekken binnen de kantoren van de directeur. De gesprekken werden op tape opgenomen en uitgeschreven. “Ik weet dat iedereen die in de kantoren van de directeur werkte, zich zorgen maakte over het feit dat de gesprekken in de kantoren en die per telefoon geregistreerd werden. Gedurende de jaren van McCone, waren er microfoons in de gewone kantoren, in zijn bureau zelf, in de eetzaal, in het kantoor van het oostelijk gebouw en in het bureau bij hem thuis in de White Havenstraat. Ik weet niet of iemand hierover zal willen praten, maar de informatie is bijna uitgelekt en in dat geval is het agentschap zeker kwetsbaar”.
De uitgeschreven geheimen van de directeurs van de CIA zouden veel “juwelen” kunnen bevatten. Het Archief van de Nationale Veiligheid heeft ze al opgevraagd.
Een nota geeft aan dat de CIA een project had met de naam OFTEN, dat “informatie verzamelde over gevaarlijke medicamenten van Noord-Amerikaanse firma’s”, totdat het project in de herfst van 1972 werd stopgezet. In een andere nota staat dat de fabrikanten van commerciële medicamenten aan de CIA drugs hadden “overhandigd”, die “geweigerd waren wegens slechte bijwerkingen”.
Als onderdeel van het MKULTRA-programma, had de CIA aan personen, buiten hun weten om, LSD en andere psychofarmaca toegediend. Volgens een ander document in het archief, heeft Sydney Gottlieb, psychiater en scheikundige, als hoofd van het Hersencontrole-programma van de CIA, waarschijnlijk het gif verschaft dat men ging gebruiken in een moordaanslag op Patrice Lumumba.
Medewerkers van de CIA die toegewezen waren aan MHCHAOS, de operatie voor het in de gaten houden van de Noord-Amerikaanse tegenstanders van de oorlog in Vietnam en andere politieke dissidenten, koesterden “een enorme wrok”, omdat ze zulke opdrachten moesten uitvoeren.
Toch onthullen deze documenten een reeks interessante zaken, zoals het hoog niveau waarop de beslissingen werden genomen voor acties tegen ons land.
Vanaf de intrede van de computer, gebruikt de CIA om geen details vrij te geven blanco spaties in plaats van de vervelende doorhalingen in documenten.
Volgens The New York Times bewijzen de lange gecensureerde stukken dat de CIA nog niet alle skeletten uit haar kasten kan tonen. Veel activiteiten die men uitvoerde bij operaties in het buitenland en die jaren later gecheckt werden door journalisten, onderzoekers van het Congres en een presidentiële commissie, staan niet in de documenten.
Howard, Osborn, het toenmalige hoofd van de Veiligheid binnen de CIA, maakte een samenvatting van de “juwelen” die zijn dienst verzamelde. Hij somt acht gevallen op – waaronder de rekrutering van de gangster Johnny Roselli voor de aanslag op Fidel Castro – maar het nummer 1 op zijn lijst, een document van twee en een halve pagina, is gecensureerd.
“Het juweel nummer 1 van de Veiligheidsdienst van de CIA moet heel goed zijn, vooral als je weet dat nummer 2 het programma is voor de moord op Castro door Roselli”, zei Thomas Blanton, de directeur van het Archief van de Nationale Veiligheid, die volgens de Wet op de Vrijheid van Informatie 15 jaar geleden al de publicatie van “De Familiejuwelen” vroeg.
Het is opmerkelijk dat de regering die in de geschiedenis van de Verenigde Staten de minste informatie heeft vrijgegeven en zelfs al een procedure opstartte om de eerder vrijgegeven informatie weer te klasseren, de beslissing neemt om nu die onthullingen te doen.
Ik denk dat de regering een poging doet om een imago van transparantie te creëren op een moment dat haar acceptatie en populariteit zich op een dieptepunt bevinden. Tegelijkertijd wil ze “doen verstaan dat deze methodes tot een andere periode behoren en nu niet meer gebruikt worden”.
Generaal Hayden, de huidige Directeur van de CIA, verklaarde bij de bekendmaking van de beslissing: “De documenten geven een zicht op heel andere tijden en een heel ander Agentschap”.
Onnodig te zeggen dat alles wat men hier beschrijft, gewoon blijft doorgaan, alleen op een meer brutale manier en overal op de planeet, met een stijgend aantal illegale activiteiten binnen de Verenigde Staten zelf.
Volgens The New York Times zeggen inlichtingenexperts dat de onthulling van de documenten een poging is om de aandacht af te leiden van de recente tegenstrijdigheden en schandalen rond de CIA en van een regering die haar slechtste momenten beleeft op gebied van populariteit.
Het vrijgeven van de documenten kan ook een poging zijn om, in de aanloop naar de verkiezingen, te bewijzen dat de democratische regeringen hetzelfde of zelfs slechter waren dan die van Bush.
In de nota van de Directeur van de CIA kan men op de pagina’s 11 tot 15 het volgende lezen:
“In augustus 1960, vroeg Mr. Richard M. Bissell aan Kolonel Sheffield Edwards of de Veiligheidsdienst over agenten beschikte die hem konden helpen met een vertrouwelijke opdracht die een actie in gangsterstijl vereiste. Het doelwit van de opdracht was Fidel Castro”.
“Gezien de uiterste vertrouwelijkheid van de opdracht, was enkel een klein groepje mensen hiervan op de hoogte. Het project werd voorgelegd aan de Directeur van de CIA en hij gaf zijn goedkeuring. Kolonel J.C. King, hoofd van de Afdeling van het Westelijk Halfrond, werd ook geïnformeerd, maar aan alle medewerkers van de operatie JMWAVE werden alle details opzettelijk verzwegen. Hoewel sommige medewerkers van de Communicatiedienst (Conmo) en van de Divisie Technische Diensten (TSD) meewerkten aan de initiële planning, wisten ze niet wat het doel van de opdracht was”.
“Robert A. Maheu werd gecontacteerd, men informeerde hem in algemene termen over het project en vroeg hem om na te gaan of hij gangsters kon ronselen als eerste stap om het gewenste doel te bereiken”.
“Mr. Maheu zei dat hij in Las Vegas bij verschillende gelegenheden een zekere Johnny Roselli had ontmoet. Hij had hem alleen informeel via klanten gesproken, maar hij had begrepen dat hij tot de hoge hiërarchie van het “syndicaat” behoorde en dat hij alle ijsmachines van de Strook van Las Vegas bezat. Maheu dacht dat als Roselli effectief een lid was van de clan, hij ongetwijfeld connecties had met de gokwereld in Cuba”.
“Men vroeg aan Maheu om in contact te treden met Roselli, die wist dat hij de public relations verzorgde van rekeningen in binnen- en buitenland. Hij moest hem zeggen dat hij nog maar pas werkte voor een vertegenwoordiger van verschillende internationale firma’s, die in Cuba enorme financiële verliezen leden door de maatregelen van Castro. Ze waren ervan overtuigd dat de eliminatie van Castro de oplossing was voor hun probleem en ze waren bereid hiervoor 150 000 dollar te betalen. Hij moest aan Roselli laten verstaan dat de regering van de V.S. niets wist en ook niets mocht weten van deze operatie”.
“Op 14 september 1960 werd dit aan Roselli voorgelegd in het Hilton Plaza Hotel van New York. Aanvankelijk wou hij er niet in betrokken worden, maar nadat Maheu sterk aandrong, ging hij akkoord om het voor te stellen aan een vriend, Sam Gold, die ‘Cubaanse mensen’ kende. Roselli liet duidelijk verstaan dat hij voor zijn aandeel in de zaak geen geld wilde en hij dacht dat Sam hetzelfde zou doen. Geen van beiden werden ooit door de CIA betaald.
“In de week van 25 september werd Maheu voorgesteld aan Sam, die in het Hotel Fontainebleau van Miami Beach logeerde. Verschillende weken na zijn ontmoeting met Sam en Joe, die hem was voorgesteld als koerier tussen Havanna en Miami, zag hij in de zondagsbijlage van Parade de foto’s van deze twee mannen. Ze werden geïdentificeerd als Momo Salvatore Giancana en Santos Trafficante. Beiden stonden op de lijst van de Procureur-Generaal van de tien meest gezochte personen. De eerste werd beschreven als de baas van de Cosa Nostra in Chicago en de opvolger van Al Capone en de andere als de chef van de Cubaanse operaties van de Cosa Nostra. Toen hij deze informatie had, belde Maheu onmiddellijk naar dit bureau”.
“Na de analyse van de verschillende methodes voor de uitvoering van de opdracht, stelde Sam voor om geen vuurwapens te gebruiken. Als men hem een krachtig middel kon geven om in het eten of drinken van Castro te doen, zou dat veel efficiënter zijn. Sam zei dat hij een mogelijke kandidaat had in de persoon van Juan Orta, een Cubaanse ambtenaar die smeergeld had gekregen in verband met de gokspelen en die nog toegang had tot Castro en bovendien in financiële nood verkeerde”.
“Aan de Divisie Technische Diensten (TSD) vroeg men om 6 pillen te maken met een sterk dodelijk gif”.
“Joe gaf de pillen aan Orta. Na het verschillende weken geprobeerd te hebben, zag Orta het niet meer zitten en hij vroeg om hem van de opdracht te ontslaan. Hij stelde een andere kandidaat voor die verschillende pogingen deed zonder succes”.
Ik citeerde de vorige paragrafen letterlijk uit het document. Kijk goed, beste lezers, welke methodes de Verenigde Staten gebruikte om de wereld te regeren.
Ik herinner me dat tijdens de eerste jaren van de Revolutie een zekere Orta, die uit de politieke beweging tegen Batista kwam, samen met mij werkte in de kantoren van het Nationaal Instituut van Landbouwhervorming. Hij was respectvol en serieus. Het kan niemand anders geweest zijn. Na vele decennia kom ik in het rapport van de CIA.opnieuw zijn naam tegen. Ik beschik nu niet direct over de informatie om na te gaan wat er van hem is geworden. Excuseer me als ik ongewild een familielid of nakomeling heb beledigd, ook al is de vernoemde persoon schuldig of niet.
Het imperium heeft een echte moordmachine gecreëerd, die niet enkel draait door de CIA en haar methodes. Bush heeft machtige en dure inlichtings- en veiligheidsstructuren ontwikkeld en heeft de lucht-, zee, en landmacht omgebouwd tot instrumenten voor de wereldmacht, die oorlog, onrechtvaardigheid, honger en dood naar alle delen van de planeet stuurt om haar bewoners de kunst van democratie en vrijheid bij te brengen. Het Noord-Amerikaanse volk wordt zich steeds meer bewust van deze realiteit.
“Het is onmogelijk om alle mensen altijd te bedriegen”, zei Lincoln.
Fidel Castro Ruz
30 juni 2007
(vertaling Yola Ooms)
-